Blog
Utrecht handschrift nr. 985 – een netwerkanalyse
Handschrift nr. 985 van de Universiteitsbibliotheek Utrecht is een verzameling van 43 brieven van verschillende auteurs, geschreven tussen ongeveer 1560 en 1660, met uitzondering van één brief uit 1756. Een van de bijzonderheden van de brieven in hs. 985 is dat ze op het eerste gezicht niet één gemene deler lijken te hebben. In dit artikel zal ik proberen uit te zoeken of er een reden of logica is die de samenstelling van dit handschrift kan verklaren.
Hs. 985 lijkt slechts een bundel oude brieven te zijn, maar ze hebben ten minste één ding gemeen: de auteurs waren allemaal humanisten. De brieven zijn verzonden door of gericht aan enkele van de meest prominente zeventiende-eeuwse humanisten van de Noordelijke Nederlanden, zoals Arnoldus Buchelius, Lambertus en Adrianus van der Burch en Caspar Barlaeus. De brieven die zij elkaar regelmatig stuurden, stelden hen in staat contact te houden en van gedachten te wisselen. De brieven verbonden hen met elkaar en we zouden dus kunnen zeggen dat deze mensen een soort netwerk vormden. Met behulp van analytische hulpmiddelen, zoals Nodegoat, is het mogelijk om zo’n netwerk te analyseren op basis van de metadata van de brieven. Dit zou ons dichter bij het ontdekken van de logica achter hs. 985 kunnen brengen.
Figuur 1 bevat een visualisatie van het sociale netwerk dat de afzenders en ontvangers van de brieven in hs. 985 met elkaar verbindt. De figuur laat zien hoe Arnoldus Buchelius, Johannes de Wit en Lambertus en Adrianus Buchelius de meest actieve en best verbonden mensen van het netwerk waren, voor zover ze in hs. 985 zijn opgenomen.
Figuur 1: Sociale visualisatie van de brieven in hs. 985; de blauwe stippen zijn de auteurs en elke lijn die hen verbindt vertegenwoordigt één brief, aangegeven met een rood bolletje.
Op basis van de visualisatie in figuur 1 zou je denken dat een aantal mensen in het netwerk geen contact met elkaar hadden of elkaar helemaal niet kenden. We moeten echter in de eerste plaats in gedachten houden dat brieven tussen mensen die schijnbaar niet verbonden zijn nooit in hs. 985 zijn terechtgekomen. Maar er is een tweede scenario: mensen kunnen heel goed met elkaar verbonden zijn zonder ooit een brief naar elkaar te hebben gestuurd, bijvoorbeeld omdat ze heel dicht bij elkaar woonden. Daarom willen onderzoekers niet alleen weten wie een brief naar wie gestuurd heeft, maar ook van en naar welke plaats de brief gestuurd is. In het geval van hs. 985 resulteert een geografische visualisatie van de metadata in de kaart in figuur 2. De kaart geeft aan waar de afzenders en ontvangers zich bevonden op het moment van verzending. In het geval van hs. 985 was één van hen vaak in Utrecht, wat een centrale rol lijkt te spelen in het netwerk. Veel van de auteurs van hs. 985 woonden in Utrecht en het is mogelijk dat ze elkaar kenden zonder elkaar brieven te schrijven. De geografische analyse suggereert dan ook dat een verband met Utrecht een van de criteria was voor de samenstelling van hs. 985.
Figuur 2: Geografische visualisatie van de brieven in hs. 985; elke blauwe lijn die twee plaatsen met elkaar verbindt vertegenwoordigt één brief.
De Universiteitsbibliotheek Utrecht bezit nog een ander manuscript dat brieven bevat van veel van dezelfde auteurs die ook in hs. 985 voorkomen. Dit handschrift is nr. 983 en bevat brieven van de eerder genoemde Arnoldus Buchelius. Dit manuscript is eerder bestudeerd door een andere groep studenten. Buchelius kopieerde niet alleen zijn eigen brieven en die van de mensen uit zijn netwerk, maar ook brieven die hij elders vond en die hem gewoon interessant leken. Een voorbeeld hiervan zijn brieven van de enige Nederlandse paus uit de geschiedenis, de in Utrecht geboren Adrianus VI (1459-1523): zie figuur 3. Het merendeel van de brieven in hs. 983 is echter afkomstig van Buchelius en zijn vrienden.
Figuur 3: Brieven in hs. 983 die tussen 1515 en 1522 zijn verzonden, inclusief de brieven van Adrianus; elke blauwe lijn die twee plaatsen met elkaar verbindt vertegenwoordigt één brief.
Als we kijken naar een visualisatie van het sociale netwerk gebaseerd op de brieven in hs. 983, dan zien we een vertrouwd beeld. In het sociale netwerk in figuur 4 zijn de vier meest prominente personen wederom Buchelius, De Wit en Lambertus en Adrianus van der Burch.
Figuur 4: Sociale visualisatie van de brieven in hs. 983; de blauwe stippen zijn de auteurs en elke lijn die hen verbindt vertegenwoordigt één brief.
Ook de manier waarop de auteurs met elkaar verbonden zijn lijkt erg op wat we in figuur 1 hebben gezien. Vanwege de opvallende gelijkenis tussen de twee visualisaties krijg je de indruk dat de twee handschriften op een of andere manier met elkaar verbonden zijn. En als dat zo is, kan hs. 983 misschien de logica achter hs. 985 onthullen.
Met behulp van de metadata is het mogelijk om te zien of er verbanden zijn tussen de brieven in beide handschriften. Dit lijkt het geval te zijn, want verschillende brieven in hs. 983 hebben precies dezelfde metadata als brieven in hs. 985, wat waarschijnlijk betekent dat deze brieven in beide handschriften aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke brieven zijn de twee brieven van De Wit aan Buchelius, één van Antonius Trutius aan Adrianus van der Burch en één van Johannes Wintershovius aan Lambertus van der Burch. Bij nadere bestudering van deze brieven blijkt dat vrijwel alle brieven waarvan het origineel in hs. 985 aanwezig is, in hs. 983 niet zijn getranscribeerd. Hs 983 bevat slechts de metadata van deze brieven en verwijst voor de volledige inhoud naar hs. 985. Er is maar één logische verklaring waarom Buchelius geen brief heeft gekopieerd, maar naar het origineel heeft verwezen: hij was eigenaar van het origineel op het moment van kopiëren. We weten dat Buchelius de brieven in hs. 983 heeft getranscribeerd en dat hij dus ook toegang moet hebben gehad tot de brieven in hs. 985. Dit komt overeen met wat we van Buchelius weten, namelijk dat hij een fervent brievenverzamelaar was, wat een vrij gangbare praktijk was onder humanisten. Het is dan ook zeer overtuigend dat de logica achter hs. 985 is dat ze door Buchelius zijn verzameld. Hoe de brieven die na Buchelius’ dood in 1641 in het manuscript terechtkwamen, is nog steeds onbekend. Het had net zo goed vanwege de gelijkenis met de brieven die al in het manuscript staan kunnen zijn of het is gewoon toeval, maar dit is iets waar alleen toekomstig onderzoek een juist antwoord op kan geven.
Geraadpleegde literatuur
Sandra Langereis, Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde in de Gouden Eeuw: Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius, Hilversum: Verloren, 2001.
Judith Pollmann, Een andere weg naar God. De reformatie van Arnoldus Buchelius (1565-1641), Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2000.
You must be logged in to post a comment.